Home Fotografie Wat is een diafragma?

Wat is een diafragma?

door Dirk Van den Bossche
0 comment 7 minuten leestijd

Wat is een diafragma?

Het diafragma is een variabele lensopening die de hoeveelheid licht in je camera regelt. Samen met de sluitertijd en de ISO-waarde zorgt het diafragma voor de belichting van je foto. De volle opening van de lens wordt met f/1 aangeduid. Elke kleinere opening laat telkens één stop minder licht door. De regelaar wordt daarom vergeleken met de iris van je oog. In het midden van de iris zit een pupil die zich aanpast aan het aanwezige licht. Is het licht te sterk, knijp je je ogen dicht omdat je anders wordt verblind. Het diafragma doet hetzelfde in je lens om overbelichting van je foto tegen te gaan.
[/vc_column_text]

Uitleg over diafragmagetallen

Om de opening van de lens goed te kunnen regelen, bestaat het diafragma uit vijf tot twaalf lamellen die langzaam over elkaar schuiven, waardoor de opening in het midden alsmaar kleiner wordt. Bij de volle lensopening komt het meeste licht de camera binnen. Verklein je de diafragmaopening, komt er minder licht in je camera terecht.

Om duidelijk te maken om hoeveel licht het precies gaat, werd aan elk diafragma een waarde toegekend. Het diafragmagetal bereken je door de brandpuntsafstand van de lens te delen door de lensopening. Dat hoef je gelukkig niet zelf te doen. Die waarden liggen vast. En zo is een reeks van getallen ontstaan, die je als fotograaf eigenlijk uit je hoofd moet kennen. Want tussen twee diafragmagetallen zit telkens één stop, of een precieze hoeveelheid licht. Net zoals tussen de opeenvolgende sluitertijden en ISO-waarden, die je kunt aanpassen om de belichting van je foto te regelen.

Hoeveelheid licht

Elke stop houdt een halvering of verdubbeling van de hoeveelheid licht in. Draai je het diafragma één stop groter open, komt er dubbel zoveel licht de camera binnen. En omgekeerd, wanneer je één stop minder licht toelaat, halveer je die hoeveelheid. Aan de volle opening van de cameralens werd f/1 als diafragmawaarde toegekend. Ook elk ander diafragma heeft een f-waarde. De volgende lichtwaarde in de rij bekom je door de vorige waarde telkens met vierkantswortel twee te vermenigvuldigen. Wat één stop vertegenwoordigt.

Zo kom je uiteindelijk uit bij deze volledige reeks van diafragmagetallen: f/1 – f/1.4 – f/2 – f/2.8 – f/4 – f/5.6 – f/8 – f11 – f/16 – f/22 – f/32 – f/45, die op het eerste gezicht ietwat onlogisch lijkt. Maar die je gemakkelijk kunt onthouden, wanneer je telkens twee stops verder kijkt. Want hoewel de hoeveelheid licht halveert wanneer je van f/2.8 naar f/4 gaat, is het getal f/5.6 dat nog een stop verderop ligt, net dubbel zo groot dan f/2.8 waarmee het verschil twee stops bedraagt.

Diafragmaopening

Om het helemaal verwarrend te maken, spreken we over een groot diafragma bij een klein f-getal, omdat de diafragmaopening bij een kleine f-waarde groot is. En hebben we het altijd over een klein diafragma wanneer het f-getal groot en de lensopening klein is, zoals bij f/22 of f/45. Wanneer je van plan bent om een nieuwe lens te kopen, is vooral de grootste opening van belang. Want die drukt de lichtsterkte van het objectief uit. Oftewel, de maximale hoeveelheid licht die in één keer via de lens naar binnen kan.

Bij een goedkope zoomlens kan de grootste diafragmaopening beperkt zijn tot f/4 of f/5.6, waardoor je er minder goed mee aan de slag kunt wanneer er weinig licht aanwezig is. Een goede primelens daarentegen haalt lichtsterktes van f/1.4 tot f/2.8, waardoor je ook in erg moeilijke lichtomstandigheden heldere foto’s kunt nemen. Soms heeft de lens een lichtsterkte van f/1.8. Die waarde staat niet in het rijtje met diafragmagetallen. Maar het is dan 1/3 stop verwijderd van f/2.

Diafragma en sluitertijd

Sterk geautomatiseerde digitale camera’s gebruiken wel eens tussenliggende diafragmagetallen en sluitertijdenwaarden. Waarbij een stop telkens wordt opgedeeld in derden. Dat geven we even mee voor de volledigheid. Maar om het niet nodeloos verwarrend en ingewikkeld te maken, gebruiken we die getallen verder niet en beperken we ons tot die waarden waartussen een hele stop ligt. Dat is ook belangrijk om goed te begrijpen hoe een correct belichte foto tot stand komt. Want daarvoor is niet alleen het diafragma belangrijk.
Ook de sluitertijd en de ISO-waarde zijn daar mee verantwoordelijk voor. Wanneer je op de locatie waar je de foto wilt nemen, het licht hebt gemeten en je verandert vervolgens het diafragmagetal, dan zul je ook de sluitertijd of de ISO-waarde moeten aanpassen. Om deze belichting constant te houden en ervoor te zorgen dat de foto niet over- of onderbelicht wordt.

Belichtingsdriehoek

De ISO-waarde stel je bij voorkeur zo laag mogelijk in om ruis in je foto te voorkomen. Maar wanneer er echt heel weinig licht aanwezig is, moet je die natuurlijk wel verhogen om je diafragmagetallen en sluitertijden nog te kunnen variëren. Bij de ingestelde ISO-waarde meet je het licht via de lens van je camera. Dat gebeurt automatisch wanneer je de ontspanknop op je camera half indrukt. Je komt dan voor de gegeven omstandigheden en de gekozen ISO-waarde een sluitertijd en diafragmawaarde uit.
Bij een juiste lichtmeting leveren die een correct belichte foto op. Dat moet ook zo blijven. Daarom is het belangrijk dat je het evenwicht tussen diafragma en sluitertijd bewaart. Hoe groter het diafragma en hoe meer licht daardoor in de camera komt, hoe korter je moet belichten om ervoor te zorgen dat je foto niet overbelicht wordt. Verklein je de diafragmaopening, heb je een langere sluitertijd nodig.

Correcte belichting

Ook tussen de verschillende ISO-waarden en sluitertijden zit telkens één stop. Zo kun je gemakkelijk met die waarden rekenen. Verhoog je de lichtgevoeligheid van de camera met een stop, moet je die elders compenseren om de belichting constant te houden. Je kunt dan het diafragma één stop dicht draaien, of de sluitertijd met één stop verkorten om de foto correct te belichten. Behoud je de ISO-waarde en verkort je de sluitertijd met één stop, dan moet je tegelijk het diafragma één stop groter opendraaien om dezelfde hoeveelheid licht via de cameralens tot bij de beeldsensor te laten komen.

Het licht dat bij die sensor geraakt, wordt door de sensorpixels opgenomen, waardoor een negatief beeld ontstaat. Dat vervolgens door de processor in je camera wordt omgezet in een digitaal bestand dat je later als foto kunt printen. Of die er goed belicht uitziet, hangt af van de ingestelde combinatie van de ISO-waarde, sluitertijd en diafragmawaarde, waartussen je het juiste evenwicht moet vinden.

Diafragma en scherptediepte

Maar het diafragma speelt niet alleen een rol bij de belichting. Je bepaalt er ook de scherptediepte in je foto mee. Of welke zone je in de foto scherp ziet en wat onscherp wordt weergegeven. Daarom is het zo belangrijk dat je het principe van de belichtingsdriehoek goed begrijpt. Verander je alleen het diafragma, zal de scherpte van de voor- en achtergrond veranderen, maar is tegelijk de belichting van je foto om zeep. Je kunt de scherptediepte van het beeld alleen maar aanpassen, wanneer je behalve het diafragma ook de sluitertijd of de ISO-waarde bijstelt, zodat je een correcte belichting behoudt.

Diafragma voorkeuze

De meest eenvoudige manier om dit doel te bereiken, is door de diafragma voorkeuze functie in te stellen. Die wordt aangegeven door A bij Nikon en Av bij Canon. Jij kunt dan het diafragma bepalen terwijl de camera automatisch de bijhorende sluitertijd kiest. Is die niet voorhanden, dan knippert de waarde en moet je de ISO waarschijnlijk verhogen. Waarna jij je weer volledig kunt concentreren op het kiezen van de juiste scherptediepte.

Verschillende factoren spelen een rol bij de zone die scherp wordt weergegeven in je foto. Uiteraard ligt de scherpte in de eerste plaats op het focuspunt waarop je camera heeft scherp gesteld. Dat is in principe je onderwerp. De diepte van het scherptegebied zal daarna afhangen van het gebruikte objectief en van het gekozen diafragma, maar ook van de afstand van je camera tot je onderwerp en die van je onderwerp tot de achtergrond. Bij een groothoek is de scherptediepte altijd groter dan bij een telelens. Maar 1/3 van het scherptegebied zal steeds voor je onderwerp liggen en 2/3 van het scherptedieptevlak zal zich achter het gekozen focuspunt bevinden.

Scherptegebied

Het scherptegebied kun je heel precies berekenen door een aantal variabelen in een formule te gieten. Zoals de brandpuntsafstand, de voorwerpafstand en het gebruikte diafragma. Maar het is eigenlijk belangrijker om het principe te begrijpen en de scherpte te leren inschatten.

Een groothoeklens is vooral bedoeld om zo veel mogelijk scherp in beeld te brengen. Daarom is de scherptediepte groter. Terwijl een telelens de dieptelagen op elkaar drukt. En bijgevolg zul je sneller zien vanaf waar de onscherpte toeneemt. Gebruik daarom bij voorkeur een telelens als je een onscherpe achtergrond wilt.

Houd de afstand van de camera tot je onderwerp beperkt en die tussen je onderwerp en de achtergrond heel groot. Bij een groot diafragma, zoals een f/1.4, f/2 of f/2.8 zal dan een bokeh-effect te zien zijn in de onscherpe achtergrond. Heb je graag sterretjes in de lichtbronnen, dan gebruik je diafragma f/22 of een nog kleinere lensopening met een groter f-getal. Je foto zal dan ook over de hele lijn scherp zijn.

[/vc_column][/vc_row]

You may also like

Deze website maakt gebruik van 1st party cookies. Door onze website te bezoeken ga je akkoord met onze standaard voorwaarden. Aanvaarden Meer info